Het huidige winterweer schreeuwt werkelijk om erwtensoep. Toen Carla's moeder nog mee-at maakte ik een altijd een milde variant, gebaseerd op vegetarische Indiase linzensoep. Vandaag maak ik dus echte snert, een beetje zoals mijn moeder het maakte. In de winter was zaterdag erwtensoepdag. Mijn moeders soep was eenvoudig maar altijd voorzien van varkenspootjes, andere varkensonderdelen zoals staart, snoet, knie, oor of een combinatie. Kluiven vond ik het lekkerst, de soep zelf een stuk minder. Toe kregen we altijd gele en/of bruine vla en een mandarijntje. Mijn recept is losjes gebaseerd op Erwtensoep met kluif uit Het Beste Kookboek van Reader's Digest, uitgave 1975.
Nodig: 500 gram (split)erwten, erwtensoepgroenten, een pond varkensvlees (bijvoorbeeld harstkarbonade en krabbetjes), een half pond mager rookspek aan een stukje en een rookworst. Verder laurier, kruidnagel, peperkorrels en een beetje zout (niet te veel, maar ook niet te weinig) en bouillonblokjes naar smaak. Oh ja, en 2 liter water! Als kluifsubstituut kun je Surinaamse gezouten varkensstaarten gebruiken, hierna telkens tussen haakjes genoemd (dit omdat Carla er eigenlijk niet van houdt).
Doen: Week de erwten (bij spliterwten of erwten uit blik is dit niet nodig) gedurende 12 uur in 2 liter water. Kook de erwten vervolgens gedurende 2 uur met de specerijen en een snufje zout. Let op dat het niet overkookt, het gaat behoorlijk schuimen. Doe na 1 uur het vlees, spek (en staarten*) erbij.
Eten: Warm de soep op. Haal spek (en staarten) uit de pan. Snijd het spek in plakjes en leg het op een schaal (met de staarten). Wel intussen de rookworst gedurende 10 minuten in de soep, snijd het in plakjes en doe het terug in de pan. Serveer bijvoorbeeld met roggebrood waar je de plakjes spek eventueel met mosterd op kunt doen. (De staarten dienen door de liefhebbers afgekloven te worden.)