vrijdag 25 september 2009

Veelzijdig

Binnenkort gaan we keramisch koken en ook een nieuwe oven valt ons ten deel. Helaas ontbreekt daarin een draaispit, zodat we morgen ons laatste zelfgegrilde kippetje gaan eten. Dat ging vroeger wel anders. We schrijven de jaren zestig. Kip was toen nog een luxe dat we op zondag aten, vaak met stoofpeertjes die mijn moeder dan aanmaakte met aardappelsago, wat resulteerde in een soort snot waarin volkomen stukgekookte peren dreven. Daarbij aten we natuurlijk aardappelen, liefst van het type afkokers, wat inhoudt dat de ene aardappel op eigen houtje een impressie van puree ten beste gaf, terwijl de andere zijn best deed zo glazig mogelijk voor den dag te komen. De kip werd, evenals de peertjes, bereid op een oliestel, type Original Haller. Wij hadden er twee, een groene met twee pitten en een witte met vier. Periodiek moesten die pitten, een soort lonten, vervangen worden. Dat was een mooi werkje voor mij. Die linten werden door middel van tandwieltjes voortbewogen, en telkens als de vlam te laag werd moesten die dus opgedraaid worden, net zo lang tot de pitten op waren. Tot op de dag van vandaag vind ik petroleum lekker ruiken.

De kip werd in de margarine aangebraden en dan met water afgeblust. Vervolgens ging het deksel schuin op de pan en kwam er een krant over te liggen, bij wijze van warmte-isolatie. Die krant werd als het ware mee gesudderd en kreeg een heel specifieke geur, bijna van smeulend hout, omdat de stoom de krant vochtig maakte en het vuur dat weer droogde. De kip, type Friki diepvries, had in zijn buikholte een verzameling organen (maag, hart en lever) en het nekje. Deze waren in ieder geval voor mij, plus een vleugel en wat wit vlees. Op een gegeven moment had ik buikgriep en was helemaal niet lekker. Het was op een zondag en die lucht vond ik ineens zo vies dat ik een aantal jaren geen kip gegeten heb. Het was in de tijd van Monday, Monday van de Mamas & the Papas (mei 1966), en als ik dat nummer nu hoor kan ik nog misselijk worden.