vrijdag 7 januari 2011

Geschiedsvervalsing

Toledo's pad
in vroeger tijden.
Toledo's pad is, dat weten we nu wel, vernoemd een duinovergang in Burgh-Haamstede. Van mijn verre neef Piet, die de stamboom van onze familie regelmatig water geeft, vernam ik dat het pad zijn naam ontleent aan Heereman van Toledo. Dat nu blijkt niet waar te zijn. Deze week ontving ik een e-mail van een zekere Egbert van Toledo, die met een heel ander (door mij ietwat geredigeerd) verhaal kwam:

Toledo's Hoeve
©Egbert van Toledo
Het pad is een strandjutterpad dat door ene Adrianus van Toledo, geboren in 1763 te Hellevoetsluis en zoon van Cornelis van Toledo en Jacomijntje Groenendijk, veelvuldig gebruikt werd om aangespoelde waar van het strand te halen zonder dat aan te geven bij de strand-vonder. Hiervoor werd hij herhaaldelijk op de vingers getikt. Hoe Adrianus ertoe kwam vanuit Hellevoetsluis naar Westenschouwen te gaan is niet geheel duidelijk. Wel weten we dat hij in Hellevoetsluis een proces wegens defloratie (ontmaagding) aan zijn broek kreeg en dat hij kennelijk de uitspraak niet afgewacht heeft. Hij woonde dus in het kleine dorp Westenschouwen waar hij al snel een van de schepenen werd. Eens werd hij uit dit ambt ontheven maar kwam later als zodanig weer in de annalen voor. Hij overleed in 1838 maar zijn naam bleef voortleven in "Toledo’s pad" en in de daar vlak bij liggende en nog steeds bestaande "Toledo’s Hoeve".
 
Een andere bron verwoordt het zo: 
 
De westkust van Schouwen heeft in het verleden veel met het water, storm en wind omhanden gehad. Vandaar ook dat strand en duinen zich meerdere malen hebben verplaatst, verminderd en vermeerderd. Duinvorming in Zeeland gebeurd meestal door verstuiving vanuit een beschadigde zeereep. Met het strand verschoven zich ook de duinpartijen. Zo vlak en glad als de kop van Schouwen in vroeger tijden was, zo gebocheld is hij nu. De verschijning van de eerste duinen schat men tussen ca. 900 en 1250 en in een tweede fase tussen 1300 en 1600 en tussen 1750 en 1850. De periode tussen 1600 en 1750 noemt men de ‘rustperiode’ die in verband wordt gebracht met de Kleine IJstijd. De oudste duinen liggen dus het meest landinwaarts.

Doordat de oudste duinenrijen verderop landinwaarts lagen en zich na 1750 nieuwe duinen vormden had het water nog steeds veel vrij spel op de toenemende stranden. Zo kwam het dus voor dat zich tussen de nieuw te vormen duinen zich een water-, wind- of zeegat vormde zodat het water met vloed vrij kon instromen en daardoor duinpolders vormden tussen de oude en nieuwe duinen. Zo gebeurde het dus dat voordat men begon met rijshout en helmgras te planten er diverse ‘stuifgaten’ waren gevormd. In de 20ste eeuw waren voor bedoelde gaten in de zeereep op de Kop van Schouwen de toponiemen Suikergat, Gat van 't Schip, Krabbengat, Gat van Westen, Toledo's Gat, Watergat en Wagengat nog bekend. In de Westduinen is er een totaal van wel 22 stuifgaten geweest.

De duinverstuivingen van 1700, genaamd de 2de duinverstuivingen, brachten zo’n grote verplaatsing van duinzand te weeg dat men in aller haast begon met het rijshout en helmgras te plaatsen om het zand meer beschutting te geven in de hoop dat het verstuiven zou stoppen. Desondanks waren er duinen die tussen 40 en 80 meter landinwaarts waren verwaaid. Op sommige plaatsen waren de nieuwe duinen zelfs tot over de oudste duinen heen verplaatst. Grofweg gezegd is de ligging van de buitenduinen: De hele boswachterij, Meeuwenduinen en Zeepeduinen. Wat verderop noordelijker nog de verklikkerduinen. Alles wat hier buiten valt zijn de oude duinen.
 
De dichts bijzijnde gaten voor Westenschouwen noem ik Gat van ’t Schip en Toledo’s Gat. Dit waren ook  2 stuifgaten waar het hoge water redelijk vrij spel had. Hier kwam het water niet zo ver als bijvoorbeeld bij de Zeepeduinen waar het soms helemaal vol liep. Met name het Gat van ’t Schip was een stuifgat dat ongeveer 300 meter landinwaarts liep daar waar nu de 1ste waterput (duinven) ligt. Het Toledo’s Gat was echter maar goed 100 meter landinwaarts. Het spreekt voor zich dat na hoogtij en vooral na storm of springtij er in deze gaten veel bleef liggen wat de zee achterliet en daar werd vooral door één persoon gretig gebruik van gemaakt. Aansluitend aan Toledo’s Gat lag het Toledo’s Pad. Het voorheen Duinweg(je) geheten pad, liep van het strand tot aan wat nu ongeveer kruispunt Kraaijensteinweg-Kommertjesweegje is.

Het pad was een strandjutterpad dat door ene Adrianus van Toledo, geboren in 1756 te Nieuw-Helvoet en zoon van Cornelis van Toledo en Jacomijntje Groenendijk, veelvuldig gebruikt werd om aangespoelde waar van het strand te halen zonder dat aan te geven bij de strand-vonder. Hiervoor werd hij herhaaldelijk op de vingers getikt.

Hoe Adrianus ertoe kwam vanuit Helvoet naar Westenschouwen te gaan is niet geheel duidelijk. Wel weten we dat hij in Helvoet een proces wegens defloratie (ontmaagding) aan zijn broek kreeg en dat hij kennelijk de uitspraak niet afgewacht heeft. Hij trouwde in 1793 met Cornelia Krepel uit Burgh. Misschien was zij een goede partij, waardoor hij eigenaar werd van de boerderij, die later ‘Toledo’s Hoeve’ ging heten. Hij woonde dus in het kleine dorp Westenschouwen waar hij al snel een van de schepenen werd. In 1803 werd hij veroordeeld voor strandjutten; Adrianus’ verweer dat hij de (verstopte) spullen had gekocht van marskramers en langstrekkende soldaten vond geen gehoor. Ondanks dat alles werd hij in 1810 opnieuw tot schepen benoemd.

Zijn huwelijk was hoogstwaarschijnlijk kinderloos, want zijn bezittingen werden na zijn overlijden op 9-2-1838 geërfd door Thomas Hobson, logementhouder te Hellevoetsluis, en Marinus Bock, chirurgijn en Visiteur der Quarantaine uit diezelfde plaats. Vlak voor zijn dood wijzigde Adrianus zijn testament om zijn dienstbode ƒl.1300.--. na te laten. Na zijn overlijden in 1838 bleef zijn naam voortleven in "Toledo’s pad" en in de daar vlak bij liggende en nog steeds bestaande "Toledo’s Hoeve".

Toledo's Pad (Duinwegje) omstreeks 1910. ter hoogte Westenschouwenseweg.
 
Na de aanplanting van rijshout en helmgras groeide het duin langzaam dicht en werd een ware hoogte. Toledo’s Gat verdween en Toledo’s Pad werd gedecimeerd in een kort stukje pad vanaf de Kraaijensteinweg tot in eerste instantie nog op het strand. Hier was inmiddels al wel een hoge trap voor aangelegd want het bleef toch een belangrijke overgang. De draai in de Kraaijensteinweg richting de rotonde was er immers nog niet dus het was de eerste overgang wilde je niet door het dorp gaan. Deze bocht is pas halverwege de jaren ’30 aangelegd. Daarna kwam WOII en werd er boven aan die overgang een geschutsbunker geplaatst. De trap bleef, ook na de oorlog. In 1964 werd het pad benieuwd. Er werd druk gewerkt aan het verbreden en verharden van het Toledo’s Pad. Het pad moest 2 meter breed worden en het zou verhard gaan worden met het puin dat vrijkwam door het slopen van de bunkers waarna men tot asfalteren over zou gaan. In tussenliggende periode was er ook veel duinafslag geweest door diverse voor- en najaarsstormen waarbij vaak de trap aan de zeekant werd weggeslagen of geheel verzakte. Bij het noemen van deze stormen mag ik ook de ziedende storm van 1 februari 1953 niet vergeten waarbij het Finse stoomschip Bore VI vastliep op het strand bij de overgang van Toledo’s Pad. Het 1382 ton metende vrachtschip werd gewoonweg tegen de duinen ‘gekwakt’. Het schip was onderweg van Rouen naar Amsterdam en kwam in de problemen waarna het voor anker ging. Toen de kettingen braken was  het schip niet meer te behouden. Gelukkig werd de 22 koppige bemanning gered. Pas 19 december dat jaar kon het schip worden vlot getrokken waarna het in 1956 in Hendrik-Ido-Ambacht alsnog onder de sloophamer kwam.

En Toledo’s Pad? Dat is er nog steeds al is het geen duinovergang meer. Vanaf de verharding van het pad in de ’60er jaren bleef het aan de zeekant maar behelpen. Steeds weer sloegen de golven stukken duin weg waardoor de trap verdween. Ook kwam bij het wegslaan van duin steeds vaker grote stukken bunkerplaten en funderingen mee naar beneden gestort. Het werd uiteindelijk een gevaarlijke overgang. Ook werden er vanaf de jaren ’54-’55 een aantal nieuwe zomerwoningen terug opgebouwd en kwam men met de vraag aan de gemeente of het pad zou kunnen worden afgesloten als overgang. Uiteindelijk heeft men in 1974 de overgang gesloten en is het “eigenweg” geworden. Het was gewoon ’n win-win situatie geworden met het gegeven dat de overgang bij de rotonde geheel werd vernieuwd met een bredere trap. Ook de parkeergelegenheden werden verbeterd. Zo was het goed. Alle partijen tevreden.

Wie vandaag de dag de durf heeft om toch het Toledo’s Pad in te gaan zal bij de laatste zomerwoning “De Duinpan” zich verder moeten verplaatsen door los zand, puin, duindorens enz. Ben je eenmaal (bijna) boven, kun je, als de wind gunstig heeft gestaan nog steeds de bunkerresten aanschouwen alsmede het laatste beschot van het bovenste stukje trap.


Toledo's Hoeve, begin vorige eeuw

Toledo's Hoeve, ca. 1940

Over deze Adrianus valt nog meer te lezen op Vergeten levens van Arine Nienhuis-Snaterse.

Mooi verhaal! Egbert deed in dezelfde mail ook nog uit de doeken dat wij een gemeenschappelijke betovergrootvader hebben, namelijk Jacob van Toledo, geboren in 1795. Heereman is Egberts grootvader die afstamt van deze Jacob. Wij zijn dus achterachterneven. Mijn vader was achter-neef van zijn grootvader Heereman. Onderstaand schema moet een en ander min of meer duidelijk maken.