Mijn honger naar kennis over Toledo's pad werd begin deze maand aangewakkerd door mijn achterachterneef Egbert. Na wat online grasduinen in het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland kwam ik er achter dat Toledo's pad ook wel Toledo's Gat* wordt genoemd. Dat opende heel wat zoekperspectieven. Zo las ik dat dit gedeelte vaak geteisterd werd door stormen, strand- en duinafslag tot gevolg hebbende.
Een meer spectaculaire gebeurtenis vond plaats in de nacht van de Watersnoodramp van 1953 a.k.a. de Beatrixvloed (het was tenslotte haar verjaardag) nu precies 57 jaar geleden, waarin de Finse kustvaarder ss Bore-VI nabij Toledo's Gat strandde. Dit hield de gemoederen bijna een jaar bezig. Prinses Beatrix is zelfs een kijkje aan boord komen nemen! In december van datzelfde jaar werd het stoomschip eindelijk losgetrokken en voor sloop afgevoerd naar Dordrecht.
Tien jaar later stormde het weer zodanig dat de nabij gelegen bunkers, onderdeel van de Duitse Atlantikwall, geheel bloot kwamen te liggen en verzakten. Tijdens de sloop daarvan ontdekte men een wandtekening van de gestrande ss Bore-VI, waarna ook dat aan sloop ten onder ging.
*M.B.G. Hogerwaard,
hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat, telde in het laatste decennium van
de 19de eeuw in de zeereep van de Westduinen maar liefst 22 grote
openingen die hij ‘stuifgaten’ noemde[i].
Voor deze gaten in de zeereep komen we namen tegen als Suikergat, Gat van ’t
Schip en Toledo’s Gat. In de schriftelijke bronnen heten ze met een rake
typering ‘treckgaten’. Ruiters konden door deze duingaten gemakkelijk met hun
paarden op het strand komen. Achter de zeereep ontstonden even zo vele
stuifvlakten, waar de dorpsonderwijzer J.A. Hubregtse vanaf 1910 vele
archeologische vondsten deed.