De tijd vliegt. Vandaag staat Quimper op het programma en de vuurtoren Eckmühl in het plaatsje Saint Pierre nabij Penmarc'h, op het uiterste zuidwestpuntje van Bretagne. Het is een heel eind voor Bretonse begrippen, twee uur rijden. De bewolking wil maar niet wijken maar gelukkig is het niet koud.
De vuurtoren is voor de verandering vierkant en opgeleukt met frivole versieringen. De omgeving is schitterend, grote rotsvlakten, bedekt met stinkend zeewier. Het is weer eens eb en dan sta je toch in een mengeling van verstopt riool en rottende groente. We zijn getuige van een koppel dat met harpoenen en ingepakt in duikerspakken de zee op gaan. Het is windstil en dat maakt het uitzicht over zee bijna sprookjesachtig. Naast de vuurtoren staan nog de verplichte nummers: vorige vuurtoren, een oude verlaten kerk en een semafoor. Vaste prik.
Diverse restaurants hier zijn op maandag gesloten, maar de crêperie niet en die serveert gelukkig ook zeewaardige gerechten. Carla neemt de zeeschotel en ik de zeesalade. Carla moet om een speld vragen voor de alikruiken en zeeslakjes en ook servetten ontbreken. Geen fooi dit keer… Het is wèl heel lekker en zelfs de zon breekt door.
Door naar Saint-Guénolé, waar het oudheidkundig museum staat, eigenlijk een tuin vol ouwe stenen, menhirs, dolmen en wat al niet. De kust hier is ook weer prachtig, met rotsen en een baai met fraai zandstrand. We waren hier zo lang dat we geen tijd meer hebben voor Quimper, jammer maar helaas.